Linzen, het meervoud van linze (Lens culinaris), is het gedroogde zaad van de linzenplant. De peulvrucht wordt al eeuwen verbouwd, vaak in serres omdat ze veel warmte nodig heeft. Zelfs in het Oude Testament wordt de linze al vermeld. Vroeger stond het bekend als een ‘hippiegroente’: hippies trokken naar India en aten er goedekope linzenmaaltijden. Vandaag vind je ze vaak terug in Franse en Indiase, en ook Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse gerechten. Maar ook in onze Westerse keuken is ze al goed geïntegreerd.
De kleine, platronde peulvrucht komt in verschillende kleuren voor: oranje, geel, bruin en groen. De gele en oranje linzen zijn splitlinzen of koraallinzen: ze zijn snel klaar, koken stuk en verliezen hun heldere kleur tijdens het koken.
Door het ontbreken van een harde schil bevatten linzen minder vezels en daardoor zijn ze lichter verteerbaar dan andere peulvruchten. Je hoeft ze ook voor het koken niet noodzakelijk te weken. Spoelen wordt wel aangeraden. Afhankelijk van de soort, ligt de kooktijd tussen 20 en 50 minuten.
Linzen zijn vetarm en rijk aan eiwitten. Daarnaast bevatten ze meervoudige koolhydraten, vitaminen B, calcium, magnesium, ijzer, kalium en zink.